Door Eric Bos
NECROLOGIE – de Nederlandse kunstschilder, tekenaar en essayist Diederik Kraaijpoel (Amsterdam, 28 november 1928) is op 8 augustus in zijn woonplaats Groningen overleden. Hij is 83 jaar geworden.
Kraaijpoel was tot 1993 docent aan de Academie Minerva en vanaf 2005 aan de Klassieke Academie voor Beeldende Kunst in Groningen. Zijn landelijke reputatie is vooral gebaseerd op zijn kunstpolitieke essays, waarin hij de vanzelfsprekende hegemonie van het Modernisme bekritiseerde en een pleidooi hield voor het herschrijven van de kunstgeschiedenis vanaf de 18de eeuw.
Diederik Kraaijpoel was welbespraakt, zijn speeches en openingsteksten waren vaak doorspekt met kunsthistorische wetenswaardigheden, de toon ironisch en humoristisch, zijn opvattingen en stellingen gebaseerd op een scherp analytisch en relativerend vermogen.
Als polemisch schrijver was hij een fel pleitbezorger van de figuratieve kunst omdat hij vond dat met de komst van de non-figuratieve kunst de kunstwereld de weg definitief is kwijtgeraakt, een weg die in deze tijd niet meer gedomineerd wordt door de kunstenaars, maar door de critici en de kunstpausen. Toch kon hij veel waardering opbrengen voor goede abstracte kunst, een hekel had hij aan lege of opgeblazen beweringen die van non-kunst kunst proberen te maken.
Als schilder van overwegend romantisch aandoende landschappen, maar zonder het valse of religieuze sentiment wat daar bij hoort, werd hij tot de Noordelijke Figuratieven of Realisten gerekend. In het algemeen wordt Diederik Kraaijpoel de aartsvader van het Noordelijke Realisme genoemd omdat hij figuratieve coryfeeën heeft opgeleid zoals Henk Helmantel en Herman Tulp.
Zijn ogenschijnlijk uit de fantasie ontsproten landschappen vertonen doorgaans een grote desolaatheid waarin rotsformaties en stenen vormen de plaats van de mens innemen. Hij had een hekel aan interpretaties en verklaringen van veronderstelde thema’s in zijn werk. Wanneer hem gewezen werd op de daarin aanwezige melancholie, zei hij: ‘Maar u weet, een melodie in mineur verschaft de diepste troost.’ Aan de andere kant ontkende hij het troost-effect van de kunst.
Ooit vertelde hij welke tekst hij het liefst wilde horen op zijn begrafenis: ‘Kraaijpoel heeft de oorspronkelijke romantische natuurervaring ontdaan van alle halfgare bijmengsels.’
De dominante plaats die het Modernisme inneemt in de kunstkritiek en de kunstpolitiek was hem steeds een doorn in het oog. Een belangrijke overtuiging van hem was dat door toedoen van WOII, toen de nazi’s realistische kunst propageerden, deze kunst in onze cultuur sindsdien vele decennia ten onrechte als verdacht en abject werd beschouwd.
Los van vele artikelen in Vrij Nederland en in HP/De Tijd en een column in het Nieuwsblad van het Noorden schreef Diederik Kraaijpoel ook enkele boeken vol polemische essays over kunst, kunstklimaat en kunstgeschiedenis.
Na zijn in 1972 in plaatselijke kunstkringen met woede ontvangen debuut ‘Bevroren Revolutie’, verscheen in 1989 ‘De Nieuwe Salon. Officiële kunst na 1945’. Daarop volgde ‘Was Pollock kleurenblind? Bouwstenen voor de herschrijving van de recente kunstgeschiedenis’ (1997). In 2001 volgde ‘Reputaties. Hoe de kunstenaar aan zijn goede naam komt.’ Verder leverde hij een belangrijke bijdrage aan ‘Alles is kunst’ (2010) en ‘Het kunstschilderboek. Handboek voor materialen en technieken.’(2007).
In 2009 ontving Diederik Kraaijpoel de Sacha Tanja-penning vanwege zijn bijzondere verdiensten op het gebied van de figuratieve kunst.