Oscar van Alphen: Nul-tentoonstelling in het
Stedelijk Museum (1962)
Copyright: blog.guggenheim.org
Met de geboorte van de Nul-beweging was kunst ineens louter ordening geworden. Alle kunst is natuurlijk ordening, maar kunst wil ons doorgaans juist graag iets vertellen. Van dat laatste wilde de Nul-beweging af. Zelfs CoBrA vonden de Nul-kunstenaars nog te wuft. Sterker nog, Nul kon kunst missen als kiespijn. Stoere taal, waarbij musea en galerieën werden afgezworen. Amper na het ontstaan van Nul exposeerde de groep al in het Stedelijk Museum. Wat we ook van Nulkunst vinden, ineens was het er en vulde de museumzalen met objecten waar we niets van begrepen. Nog steeds niet, een halve eeuw later. Als we in het Stedelijk door gangen, kabinetten en zalen lopen, komen we geregeld Nulkunst tegen. Met enige verbijstering kijk je dan naar zo’n scheve stapel groentekistjes van Jan Henderikse of naar het stuk prikkeldraad op een stuk board van Armando aan de muur, collages en assemblages van rommel waar een straatveger wel raad mee wist.
Op de foto vragen twee bezoekers zich in 1962 af wat ze van de geëxposeerde Nulkunst moeten vinden. Was dit kunst die voor hen gemaakt was? Was dat ritmische verwarmingselement rechts ook Nulkunst? Is de parketvloer misschien Nulkunst met al dat dynamische patroon van herhalingen? De donkere achterwand met horizontale en verticale lijnen en ritmische stippen, bleek bij nader inzien een stapel bierkratten op hun kant te zijn. Met bierflessen en al. Daar had Jan Henderikse rond 1961 Nulkunst van gemaakt.
Het idee was dat kunst nergens meer over mocht gaan, eindelijk bevrijd van het loden gewicht van traditie, verhaal, betekenis, symboliek en associatie.
Links op deze foto zien we een verzameling blokken, zuiltjes, kegels en balkjes van Herman de Vries, dezelfde die nu op de Biennale van Venetië furore maakt. Een Nulkunstenaar forever. Nog tijdens Nul sloop het verhalende element als een virus binnen. Want achter dat stuk prikkeldraad van Armando schemerde een verhaal en de bewegende veertjes op vilt van Henk Peeters uit 1961 hebben een grappige, sensuele uitstraling. Hoewel Peeters de spil van Nul was, deed hij meer dan het tonen van cerebrale patronen van afval. Zijn veertjes maken contact met ons. Ze nodigden ons uit om mee te dansen. Nul was in dat opzicht minder Nul dan het probeerde te zijn.
Kunstschrift juni/juli 2015 is een themanummer over ‘Nul’ (losse nummers 10,75 euro)