De brief die tijdelijk aangesteld algemeen directeur George Verberg, tot voor kort als lid van de Raad van Toezicht verantwoordelijk voor de financiën van het Groninger Museum, op 4 januari aan de Ondernemingsraad stuurde, heeft veel onrust veroorzaakt bij het personeel. In die brief stelt Verberg dat bij de huidige reorganisatie in eerste instantie naar het gezond maken van de financiën wordt gekeken zodat de positie van het personeel onzeker blijft.
Samengevat verweet Verberg de OR dat deze zich teveel bezighoudt met de personele verhoudingen en de eenzijdige benoeming van conservator Mark Wilson als Chief Curator (Hoofdconservator), die bij het merendeel van het personeel heel slecht ligt. De Amerikaan Mark Wilson moest na de reorganisatie in 1999 vertrekken, maar werd later projectmatig ingehuurd en bleek, zonder dat iemand daarvan op de hoogte was gebracht, ineens in vaste dienstbetrekking te zijn. Wilson heeft al die jaren tot nu toe geweigerd Nederlands te leren en te spreken. Hij is fel gekant tegen het Ploegpaviljoen en het tentoonstellen van Ploegkunst en Russische kunst.
Overigens zijn er ook stemmen in het museum die ervoor waarschuwen de positie van Wilson aan te pakken. Als dat zou gebeuren zou Wilson onmiddellijk opstappen, weten sommigen die dat als een grote verarming van het presentatiebeleid zouden beschouwen.
De nadruk die Verberg legt op de financiële afwikkeling van de tekorten brengt ontslagen onder het personeel met zich mee, ontslagen die niet nodig zouden zijn geweest als dezelfde Verberg in de Raad van Toezicht gewoon zijn werk goed had gedaan. Verberg negeert in zijn brief de grote problemen die een belangrijk deel van het personeel heeft met bepaalde medewerkers.
Verberg kapittelt de bezorgdheid van de OR: ‘Ik leg u de vraag voor of het zo specifiek bezig zijn met en gericht zijn tegen bepaalde personen tot de taken vande ondernemingsraad van een organisatie behoort’, houdt Verberg de OR voor.
Daarmee veronachtzaamt hij het kweken van een breed draagvlak onder het personeel dat nodig is om de reorganisaite op een zinvolle manier door te voeren lossen. Juist het personeel zou de hoogste prioriteit moeten hebben bij een algemeen directeur die mede schuldig is aan de malaise die is ontstaan.
Wel stelde Verberg in zijn brief voor een externe adviseur in te roepen. Vermoedelijk doelde hij daarbij op iemand als Henk van Os voor wie de hoogste prioriteit geldt om het museum als vanouds draaiende te houden en die inmiddels bezig is het museum door te lichten en voor de toekomst te bewaren.
Er staan overigens meer promoties in de planning waartegen eveneens bezwaren zijn. Het lijkt Verberg niet om zinvol beleid te gaan, maar om een zuiver technische ingreep die geen enkel recht doet aan de situatie waarin het personeel terecht is gekomen.
Uit bronnen binnen het museum wordt duidelijk dat het personeel de platte organisatie wil behouden die tot nu toe uitstekend heeft gefunctioneerd en niet een streng hiërarchische die onder het bewind van Georg Verberg aan het ontstaan is. Men wijst erop dat meer hoofden ook meer geld kosten. Het personeel pleit voor een artistiek en een zakelijk directeur, zodat tussenhoofden overbodig zijn.
Het personeel voelt zich gechanteerd en met dreigementen in een hoek gemanoeuvreerd. De vraag die men zich stelt is waarom er zo’n haast met de reorganisatie, lees: ontslagronde, moet worden gemaakt. Ook het personeel wil graag dat de onderste steen boven komt in deze affaire.
Intussen draait het museum op volle kracht door, maar wel met minder personeel. Een aantal contracten is per 1 januari niet verlengd. Zeer veel onvrede is gekweekt door de bekendmaking dat in het aantal fte’s wordt gesneden en dat personeel wordt gedupeerd waaraan het museum juist zijn kwaliteit te danken heeft.
Overigens heeft George Verberg wel zijn excuses aan het personeel aangeboden voor de ontstane situatie. Hij zou daarbij hebben erkend boter op het hoofd te hebben. Het steekt het personeel dat de rest van de Raad met stille trom is vertrokken zonder enige uitleg of afscheid.