Ibiza en champagne, dat zijn de grootste doodzonden die het museum onder Kees van Twist werd verweten gisteravond tijdens het debat ‘Groninger Museum moet huidige koers vasthouden’ in de kunsthandel van Peter ter Braak aan de Noorderhaven in Groningen. Aanwezig waren enkele raadsleden, kunstbetrokkenen en kunstpubliek die onder leiding van nachtburgemeester Chris Garrit de ramp met het Groninger Museum van onder tot boven bediscussieerden.
Dat Kees van Twist ooit na het bekend worden van de eerste tekorten vanaf Ibiza reageerde, daar lag Ria Rademaker van de SP nóg wakker van, zo leek het. In het Groningse wordt het al snel als superdecadent beschouwt als je een tweede huis in het buitenland hebt. Dat gaf zicht op de gereformeerde roots van de SP. De champagne die tijdens openingen zo rijkelijk vloeit, was iemand ook al in het verkeerde keelgat geschoten. Dat moest maar eens afgeschaft worden.
Tijdens het debat overheerste zo nu en dan een provincialistische kijk en een gebrek aan informatie op wat een belangrijk museum is of zou moeten zijn. Het museum terug naar de Groningers werd bepleit, het museum leeghalen en het aan de kunstenaars geven. ‘Die maken er iets moois van’. Of dat slechts 18 procent van de bezoekers regionalen zijn. Schande, en: dat moet veranderen in de toekomst. En zo bepleitte Rebecca Kuunders van Student&Stad een museum dat meer doet voor de jonge student. ‘Iets met muziek dat hen aanspreekt.’ Ook Eurosonic en Simplon werden er bij gehaald als voorbeelden van hoe het museum zou moeten opereren. Kortom, het Groninger Museum moet in de toekomst een soort poptempel worden, dan komen de studenten en Groningers wel.
Maar er waren ook verstandige geluiden te horen, zoals van Quirijn van Hoogen (Department of Arts, Culture and Media Studies RUG). Hij was de enige die besefte dat in deze tijd internationalisering veel logischer is dan terug naar ‘aigen volk’. Een modern museum moet zich niet richten op Henk Helmantel en Gerriet Postma zoals een zekere Johan Meijering voorstond, maar op wat er internationaal voor interessants op kunstgebied gebeurt. Daar mogen we in het Noorden onze handen voor dichtknijpen, dat we zo’n museum in onze eigen buurt hebben. Kunstenaar Mathieu Keuter zei terecht dat hij vaak veel inspiratie opdoet door de bijzondere tentoonstellingen in het museum, wat werd bevestigd vanuit de ‘zaal’.
Ook de rol van de politiek kwam aan de orde. Ereburger Dick Leutscher riep: ‘Verberg is een kille saneerder, dat is een slager die in zijn eigen vlees snijdt.’ En zo verweet Joost van Keulen, fractievoorzitter van de VVD dat de Stadspartij veel te vroeg alarm had geslagen en een raadsdebat had aangevraagd. Dat dat kwam omdat de rest van de Raad lag te slapen en zich door wethouder Schroor een rad voor de ogen liet draaien, kwam niet uit zijn mond. Jacob Bolhuis van de Stadspartij deed er wijselijk het zwijgen toe. Hij is allang blij dat de Raad eindelijk wakker is geworden.
Hoe moet het nu verder? Of, zoals Chris Garrit vroeg: wat mag het museum kosten? Van Keulen: we kunnen het niet leeg laten staan, het is een prachtig mooie instelling. Maar het toezicht moet gegarandeerd zijn. Zo heeft De Stadspartij een registeraccountant ingeschakeld om de mist rond de gekuiste rapportversie van de HEC op te heffen. Quirijn: ‘De raadsleden moeten zich in ieder geval niet met de inhoud bemoeien.’ Dick Leutscher vond dat het Coop Himmelblau-paviljoen geschikt moet worden gemaakt voor exposities van beeldende kunstenaars uit de regio.’ ‘Met een directeur die naar buiten kijkt’, vond gastheer Peter ter Braak. ‘En een keertje minder vaak Joan Collins uit Amerika halen.’