Dr. Nicolaas Tulp: Anatomische weergave uit 1652 van een narwalschedel en complete narwal met verkeerd geplaatste hoorn. (afbeelding uit het proefschrift van dr. Marjolein Zijlstra-Mondt)
In het Leids Museum Boerhaave staat sinds mensenheugenis de hoorn van een eenhoorn fier overeind op een sokkeltje. Dat wil zeggen: tot de vroege achttiende eeuw was iedereen ervan overtuigd dat het bij zulke hoorns om een echte eenhoorn-hoorn ging. In poedervorm werd de eenhoorn-hoorn verwerkt in medicinale pillen.
Een dier met een hoorn bleek trouwens echt te bestaan, dat bewezen de gevonden hoorns van de narwal, een walvisachtig zeedier waarop veel legenden over fabeldieren met hoorns zijn terug te voeren. Maar ook zouden er zee-eenhoorns hebben bestaan, evenals zeepaarden, zeebokken en zeewolven. Zeelui en onderzoekers hadden zulke dieren zelf gezien en beschreven. Zee-eenhoorns werden op wapenschilden, tegeltjes en in de beeldende kunsten afgebeeld. Op het oostelijke timpaan van het Amsterdamse Koninklijk Paleis op de Dam komen zelfs vier zee-eenhoorns voor.
De in het Friese Elsoo woonachtige kunsthistorica Marjolein Zijlstra-Mondt deed onderzoek naar zulke fabeldieren. Het lijkt misschien vreemd dat de moderne wetenschap zich bezighoudt met verschijnselen die niet bestaan. Maar als je wilt weten waar je het over hebt, waar zulke af- en uitbeeldingen vandaan komen en hoe men daar vroeger tegenaan keek, is het nodig om het onderwerp grondig in kaart te brengen. Dat heeft Marjolein gedaan, met een prachtig uitgevoerd, rijk-geïllustreerd proefschrift als resultaat. Dat mocht ze vorige week donderdag met verve verdedigen in de bescheiden aula van de Universiteit aan het Rapenburg in Leiden. Niet ver van de geboorteplek van Rembrandt die overigens nooit zee-eenhoorns heeft geschilderd of getekend, ook al geloofden veel tijdgenoten in het bestaan van zulke levensgevaarlijk hoorndragers. Rembrandt vereeuwigde wel de chirurgijn dr. Nicolaas Tulp op zijn beroemde ‘Anatomische les’ uit 1632.
Het was dezelfde Tulp die in 1652 heel gedetailleerd en anatomisch correct een narwal tekende, het dier dat door velen voor een zee-eenhoorn werd aangezien. Het eeuwenoude beeld van de eenhoorn bleek echter zo onverwoestbaar, dat Tulp ondanks zijn scherp ontwikkelde anatomische blik een hoorn op de snuit van de narwal plaatste en deze niet weergaf als de uitgegroeide tand die het in werkelijkheid is. Uiteindelijk zwom het legendarische zeedier van het gebied van de geneeskunde en de zoölogie naar de kunsthistorie.
De promotieplechtigheid verliep positief. Door haar gedegen onderzoek en na kritisch aan de tand te zijn gevoeld, mocht Marjolein Zijlstra-Mondt zich vanaf dat moment doctor noemen. Bovendien de eerste noordelijke zee-eenhoorndeskundige, al werd dat er niet bijvermeld.