Bij het lezen van de met veel ‘sprezzatura’ geschreven pagetuner en ideeënroman ‘Grand Hotel Europa’ van Ilja Leonard Pfeijffer, kreeg ik steeds sterker het gevoel dat ik al eens eerder in dat hotel was geweest. Dezelfde extravagante grandeur, de vergelijkbare entourage en zelfs vergelijkbare personages. Alsof we ons in de roman op de set van de doldwaze film ‘The Grand Budapest Hotel’ van Wes Andersen (2014) bevonden en niet alleen de hotelmanager maar ook de piccolo Zero tegen het lijf lopen. Alleen heet die in Pfeijffers roman Abdul. Grand Hotels spelen in de literatuur en in de film vaak de rol van een verdwijnende cultuur, als decor van een omhoog gevallen klasse die er niet aan wil dat de wereld nu eenmaal op gezette tijden in de geschiedenis drastisch verandert. Door een oorlog, de emancipatie van het volk, de teloorgang van het kolonialisme, de globalisering, volksverhuizingen of toeristenstromen.
Bij Ilja Leonard Pfeijffer zijn de toeristen Chinezen. De nieuwe eigenaar is een schatrijke Chinees die het hotel aan de toeristische eisen van deze tijd wil aanpassen. De toeristen willen allemaal dat ouderwetse Grand Hotel bekijken en dineren vanaf antieke pluche fauteuils. De titel van zijn boek verwijst niet voor niets naar een Europa ‘waar zoveel verleden is dat er voor de toekomst geen plek meer is.’
In The Grand Budapest Hotel en in Grand Hotel Europa gaat het ook om een schilderij in de entreehal dat de verandering symboliseert. In de film wordt het gestolen, in het boek door de nieuwe eigenaar verwijderd. Alleen een toeristische bestemming kan zo’n bewerkelijk gebouw met teveel personeel nog redden.
Al deze kleurrijke hotelnostalgie doet bijna een ander Grand Hotel vergeten, ‘De Grote Stilte’ uit 1963, het meesterwerk van de Zweedse cineast Ingmar Bergman. Die speelt zich af in een niet nader te duiden oorlogstijd. In het hotel verblijven nog enkele hotelgasten, twee zusters en een zoontje die, om aan het gekibbel van zijn moeder en tante te ontkomen door de verlaten hotelgangen dwaalt waar een stokoude conciërge in zijn loge zijn laatste dagen slijt. Het ultieme symbool van de vergankelijkheid. Het vrolijke ‘The Grand Budapest Hotel’ is daarmee natuurlijk niet te vergelijken. Daar is alles in zuurstokkleuren gedoopt en niets is serieus bedoeld. Maar het zijn de Weense jaren ’30 en om de hoek loert het naderende verlies van Europese dromen en illusies.
‘The Grand Budapest Hotel’ van Wes Anderson uit 2014 wordt vanavond uitgezonden op NPO 3 (23.00 uur). Hotel Grand Europa van Ilja Leonard Pfeijffer (552 pagina’s) De Arbeiderspers, 26,99 euro.