Op het hierbij afgebeelde schilderij bevinden we ons midden in een droom. Het is een drieluik, in 1936 geschilderd door de Spaanse kunstenaar Salvador Dalí. In het middelste luik staat een meisje touwtje te springen. Op de achtergrond verheffen zich gebouwen die we herkennen uit schilderijen van andere meesters. Op het rechterluik strompelen twee mannenfiguren ineengestrengeld voort. Eén ervan heeft een doodsgrauwe kleur. Misschien zijn het Salvador Dali en zijn vlak vóór Dalí’s geboorte gestorven broertje die ook Salvador heette. In de lucht hangt een dreigende wolk in de vorm van een reuzen roofvis.
Het is een raadselbeeld dat zich, net zoals een droom, niet zomaar laat verklaren. Het is tevens een spel met tijd en ruimte. Het landschap is geen landschap en zoals de kunstenaar verklaarde, gaat deze droom over een ‘gelukkige jeugdherinnering’. Maar, zoals de boosaardige wolk de idylle dreigt te verstoren, gaat deze gelukkige herinnering vergezeld van de nooit gekende ‘tweelingbroer’.
Voor Dalí betekende de droom meer dan voor de meeste surrealisten die hij beschouwde als benepen bourgeois. Het wilde het onderbewustzijn laten bepalen wat er geschilderd werd; een peinture automatique, als het ware. Open de sluizen van je onderbewustzijn, ontdoe je van afweer en censuur, en er ontstaat als vanzelf een schilderij dat ook voor de maker een raadsel is. Dalí liet zich niet alleen door de psychoanalyse van Freud beïnvloeden – Freud en Dalí hebben elkaar nog ontmoet – hij nam ook de identiteit aan van de paranoïd-psychotische persoonlijkheid die hij tegenkwam in de publicaties van de Franse analyticus Jacques Lacan.
Vanaf dat moment werd Dalí de kunstenaar zoals we die het beste kennen, de hysterische, provocerende, theatrale gek. Een ‘irritante excentriekeling’, zoals hij doorgaans werd genoemd. In deze glansrol schilderde hij zijn paranoïde schilderijen en landschappen en paranoïde-kritische stadsgezichten.
Dalí noemde zijn droomtaferelen ‘handgeschilderde droomfoto’s.’ De droom, daarvan was hij overtuigd, bood in gecensureerde vorm een kijkje in het zielenleven van de dromer. Door droombeelden te schilderen daalde je af in je eigen onderbewustzijn.
Zoals de psychoanalyse een literaire constructie is, zo is Dali’s leven een literair spel van diepere betekenissen en dubbele bodems. In dat opzicht was hij een kind van zijn tijd, evenals de filmmakers Bunuel en Hitchcock waarmee hij samenwerkte in het ontwerpen van droomscènes. Want is de cinematografie niet evengoed een vorm van dromen, waarin ruimte en tijd in elkaar overgaan of van identiteit wisselen?
Het Rotterdamse Museum Boijmans van Beuningen restaureert in het voor het publiek toegankelijke restauratie-atelier het door WOII beschadigde Touwspringende meisje van Dalí van 11 juni tot 15 augustus 2010.