Julia Lezhneva en Philippe Jarrousky tijdens de uitvoering van
Pergolesi’s ‘Stabat Mater’ met ‘I Barocchisti’ in de Reitstadel in Neumarkt.
Copyright: Philippe Jaroussky Completely Unofficial
RECENSIE (Concertgebouw, 19 januari 2014) – De uitvoeringspraktijk van Franse en Italiaanse barokmuziek heeft in de afgelopen vijftien jaar zo’n grote verfijning en expressiviteit bereikt met vocale sterren als Sandrine Piau, Natalie Dessay, Andreas Scholl en Philippe Jaroussky, dat je als niet-barokspecialist van goeden huize moet komen om in dat circuit op grote hoogte mee te draaien. Dat werd weer eens duidelijk tijdens het concert dat het Zwitserse orkest I Barocchisti onder leiding van Diego Fasolis gisteravond in het Amsterdamse Concertgebouw gaf.
Het was het tweede Italiaanse barokconcert met Jarrousky. De vorige had plaats op 20 oktober. Toen zong countertenor Jaroussky met het Venice Baroque Orchestra o.l.v. Andrea Marcon virtuoze liederen van Porpora. Een feest van levendigheid en verfijning. Bij Jaroussky klinken Porpora en Vivaldi, maar ook, zoals gisteravond Pergolesi, zowel gevoelig als uitbundig, ontroerend en speels. En altijd loepzuiver. Extra attractie vormde het optreden van de jonge, Russische sopraan Julia Lezhneva, een alom bejubelde stem, dus de verwachtingen waren hoog gespannen. Ook al omdat Diego Fasolis vermaard is geworden met het streven naar de toppen van de gevoeligheid. In de instrumentale Sinfonia ‘Al Santo Sepolcro’ (RV169) aan het begin werd met enkele ijle, lang aangehouden tonen een uiterst breekbaar, subtiel en ingehouden emotioneel bouwsel opgetrokken.
Fasoli is in staat zijn musici tot buitengewone prestaties aan te voeren en elke maat een eigen karakter te geven. Hoe ver weg lijkt het virtuoze, maar machinale gezaag van populaire ensembles als I Musici in de jaren ’80. Ook in deze tijd blijkt bij de meeste ensembles, ondanks de muzikale ontwikkelingen, het streven naar commerciële perfectie het grote doel te zijn . Bij Fasolis echter ontstaat een ragfijn netwerk van klanken waarin iedere noot gekoesterd wordt. Soms op het al te verfijnde af, maar opperste schoonheid is iets dat ook Vivaldi nastreefde, naast zijn expressieve uitbarstingen, duistere ritmes en confronterende klankcombinaties.
Deze opvatting is ook een kolfje naar de hand van Jaroussky die in het Nisi Dominus (RV608) opnieuw een goddelijke klank produceerde en zich aangespoord voelde om extra virtuoze versieringen toe te passen. Perfectie, schoonheid en expressie in een volmaakt samenzijn.
Na de pauze kreeg Jaroussky Lezhneva aan zijn zijde in de uitvoering van Pergolesi’s Stabat Mater. Pergolesi, dat werd al meteen duidelijk, is compositorisch gezien verre de mindere van Vivaldi, maar de duetten die beide vocalisten uit te voeren hebben, kunnen een geweldige belevenis zijn.
Als snel werd duidelijk dat Lezhneva moeite had zich aan te passen aan de nuances en dynamische subtiliteiten van Jaroussky. Haar stem is duidelijk gevormd binnen de Russische School. Italiaanse barokmuziek is (nog) niet haar wereld. Ze richtte zich voornamelijk op het aanwenden van luidruchtige uithalen. Zodra ze dat kon, deed ze dat dan ook uit volle borst, zoals in het Cuius aninam gementem waarin het gaat om een zwaard dat Maria als het ware doorsnijdt. Geen wonder dat je dan gaat gillen, maar zoals zij dat deed was buitenproportioneel, waarmee ze zich mijlen verwijderde van de zorgvuldige en ingehouden vertolking van Jaroussky die het qua volume toch al wat moeilijker had vanwege de lage ligging van het Stabat Mater.
Zo werd het Stabat Mater een merkwaardige combinatie van Franse verfijning en Russisch effectbejag. Daarmee veroverde Lehneva tot nu toe de harten van haar publiek. Ook gisteravond kwam dat na haar vertolking onmiddellijk in de benen voor een staande ovatie. De luisterconcentratie werd al enigszins bemoeilijkt doordat Fasoli tussen elk onderdeel een adempauze inlaste, zodat het deze keer opvallend verkouden publiek de leemtes iedere keer vulde met luidruchtig gehoest.
Eric Bos